Sint-Andries kwartier herleeft

4e wijk - Antwerpen

Schoytestraat

Arnold Schoyte stamde uit een invloedrijk geslacht van burgemeesters en schepenen. In 1543 schonk hij een stuk van zijn erf af aan de stad. Hier werd de westelijke helft van de Schoytestraat geopend. In 1595 heette dit “ Cleyn Schoytstrate “ en in het begin van de 19de eeuw “ Korte Schuitstraat “. Na het overlijden van Arnold in 1548 werd de Schoytestraat in oostelijke richting verlengd tot aan de Bredestraat. Dit stuk heette “ Lange Schuitstraat “.
De verbastering van Schoytestraat tot Schuitstraat gaf het ontstaan aan de huisnaam “ Ghulden Schuyte “ en aan de latere herbergnaam “ De ijzeren schuit “. In 1843 verviel het onderscheid tussen Korte en Lange Schuitstraat, maar de verbasterde naam bleef nog tot 1905 in gebruik.
Amand de Lattin telt in 1955 nog 14 achterbuurten, waaronder de Hazenwindhond, de
Meerminnengang, de Wereldgang ( 6 huisjes ), de Miniemengang (8 huisjes ), de Borrewatersgang ( 4 huisjes ), de Sint-Jorisgang en de Kronengang. Vijftien jaar later waren ze op twee na allemaal verdwenen. Aan de noordzijde bleef “ Blomhof “ over, een gang en kleine tuin rond 13 huisjes. Er hing een beeld van Maria met kind op de linkerarm, ondersteund door een sokkel met engelenhoofdjes. Aan de zuidzijde bevond zich de thans ook verdwenen “Engelengang“ met het bordje “ Enghelenplets “ boven de toegangspoort. Hier hing een beeld van Maria Onbevlekt Ontvangen. Geen enkel huisje had een verdieping.
Uit belastingskohieren van de 16de eeuw komen we te weten dat er ter hoogte van nrs. 8 en 10
de Geleiersbakkersgang moet hebben geweest. Aan de gevel van de straatkant hangt nu een Mariabeeldje dat dit jaar op de feestdag van Maria Boodschap door pastoor Mannaerts is ingewijd.
Het Sint-Mertensgodshuis dat in 1613 door Jan van Papenbroeck werd geopend, huisvestte 7 arme mannen. Vanaf 1886 wordt het een nachtverblijf. Daar sliepen een 30tal daklozen op britsen. Dat waren meestal zwervers die nadien nog een kwart van een brood meekregen. Later werd het achtereenvolgens een stedelijk toevluchtshuis, een tehuis voor oude mannen en een tehuis voor meisjes. In 1954 werd het ingericht als rusthuis Köhler voor valide bejaarde vrouwen. Nu is er het OCMW-verzorgingstehuis “ De Gulden Lelie “, genoemd naar de toenmalige Leliepoort. Dit was een gang met een kleine tuin en drie beeldjes :Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Rochus en Sint-Martinus. Boven de inkomdeur hing een basreliëf met een lelie.
Er waren rond 1900 dertien cafés in de straat, waaronder ‘t Rozeke, Maxim, Belgica ( bij Mie van den Titte ) ,Neptune ( bij Anna Wouters ), In de Vluchteling ( bij Piet Waterschoot ) en Bij den Bult. “ Christus en zijn wijf “ waren de bijnamen van een oud koppel dat zich blootvoets in een paar gescheurde klompen ophield in “ ‘t Luizengevecht ” aan de hoek van de Boeksteeg. Hun echte namen waren Roeland-Bovie. Als de duiven moesten komen stond er wel 50 man te wachten aan de hoek van de Bogaardestraat. Daar hangt nu het beeld “ Onze-Lieve-Vrouw des Zaligmakers “ van beeldhouwer Walter Pompe en aan de gevel van het pand nr.61 hangt één van de oudste beelden uit de wijk : Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand, op het voetstuk versierd met twee engelenhoofden. Het dateert van 1611.
De coöperatieve bakkerij “ Het Volk “ komt in 1929 in handen van de christelijke arbeidersbeweging. De directeur was André Kint, ACV-propagandist.
Tot slot vermelden we nog dat Edward Coremans werd geboren in de Schoytestraat als zoon van een zelfstandige schrijnwerker. Hij sprak voor het eerst Nederlands in de Kamer.


© 2007 Sint-Andries kwartier herleeft, last edit 05/20/2007